Wetgeving

Op deze pagina vindt u informatie over de nomenclatuur van de orthoptische verstrekkingen en over de voorschrijfmodaliteiten, daarnaast ook een overzicht van de wetgeving met betrekking tot rijgeschiktheid.

Voorschrift

De verplichte ziekteverzekering van het RIZIV (RijksInstuut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering) komt tegemoet in de prijs van bepaalde verstrekkingen van de orthoptist.

De orthoptist beschikt over 2 nomenclatuurnummers:

  • 771536-771540: orthoptische verstrekking van 30 minuten
  • 771551-771562: orthoptische verstrekking van 60 minuten

De zittingen worden gewijd aan orthoptische behandelingen en kunnen omvatten:

  • orthoptische oefeningen;
  • amblyopiebehandeling;
  • visuele stimulatie van slechtziende rechthebbenden;
  • stimulatie van de visuele functies van rechthebbenden met neurofysiologischestoornissen;
  • aanpassen van prismaglazen;
  • aanpassen en leren manipuleren van "low-vision" hulpmiddelen.

De zitting 771536-771540 moet worden voorgeschreven door een geneesheerspecialist voor oftalmologie.

De zitting 771551-771562 moet worden voorgeschreven door een geneesheer specialist voor oftalmologie met een aanvullende erkenning als geneesheer-specialist voor functionele revalidatie.

Voor beide nummers wordt een akkoord voor verzekeringstegemoetkoming voorzien voor een periode van drie maanden. Indien de tegemoetkomingsperiode moet worden verlengd (maximum voor een tweede periode van 3 maanden), moet een medisch evolutieverslag, opgesteld door een oogarts met aanvullende erkenning als revalidatiearts, aan de aanvraag worden toegevoegd. 

In alle gevallen moet de voorschrijvend geneesheer de volgende elementen preciseren :

  • de aard van de stoornissen en van de gezichtsdeficiëntie, die het voorschrift van orthoptiezittingen rechtvaardigt;
  • de doelstellingen die deze geneesheer nastreeft met het voorschrift van die zittingen;
  • het type aangevraagde zittingen, alsook hun aantal en frequentie (idealiter 2x/week).

De aanvraag tot tegemoetkoming moet onverwijld op verzoek van de rechthebbende worden ingediend bij de adviserend geneesheer van zijn ziekenfonds,  zijn gewestelijke dienst of de Kas der geneeskundige verzorging van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen. De tegemoetkoming wordt geweigerd voor zittingen die meer dan 30 dagen vóór de datum van ontvangst door de adviserend geneesheer, zijn verricht.

De aanvraag moet de identificering van de orthoptist die de zittingen zal uitvoeren,mogelijk maken.

Voor eenzelfde pathologische toestand mag de periode van de verzekeringstegemoetkoming in totaal de duur van 6 maanden vanaf de eerste verrichte zitting, ongeacht het type zitting, niet overschrijden. Zij kan nooit verlengd of hernieuwd worden na deze duur.

De zittingen verricht door een orthoptist worden vergoed voor zover ze zijn verleend door

  • iemand die het bewijs van zijn bevoegdheid levert
  • iemand die erkend is door het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging, op voorstel van het College van geneesheren-directeurs.

 

Voor inschrijving in een van de erkende revalidatiecentra is het noodzakelijk dat de patiënt een afspraak maakt met de revalidatie-arts van het desbetreffende centrum. Het is enkel de revalidatie-arts die de aanvraag tot inschrijving en de terugbetaling van de revalidatie kan motiveren bij het RIZIV. Op de website van het RIZIV kan je meer info terugvinden over de terugbetalingsmodaliteiten voor revalidatie.

Deze revalidatie wordt voorbehouden voor de rechthebbenden met een gezichtsdeficiëntie die gekenmerkt wordt door ofwel

  • een gecorrigeerde gezichtsscherpte lager dan of gelijk aan 3/10 aan het beste oog,
  • of door één of meer aantastingen van het gezichtsveld die meer dan 50 % van de centrale zone van 30° beslaan of die het gezichtsveld concentrischverminderen tot minder dan 20°,
  • ofwel door een volledige altitudinale hemianopsie, een oftalmoplegie, een oculomotorische apraxie of een oscillopsie (subjectieve instabiliteit van het gezichtsveld),
  • ofwel door een ernstige gezichtsstoornis (zoals visuele agnosie, verwaarlozing van een lichaamshelft, ontbreken van discriminatie figuurachtergrond...) die voortvloeit uit een geobjectiveerde cerebrale pathologie.

Het feit dat ten minste één van die voorwaarden is vervuld, moet objectief worden vastgesteld, telkens wanneer dit mogelijk is, met een terdege aangepastoftalmologisch of neurologisch onderzoek waarvan de besluiten bij het medisch verslag, bedoeld in artikel 32, § 1, worden gevoegd. De eventuele onmogelijkheid om de stoornis te objectiveren met een medisch onderzoek moet met redenen worden omkleed en anderzijds, door een onbestaande of verwaarloosbare waarschijnlijkheid dat er een verbetering plaatsvindt (spontaan of na behandeling), waardoor deze gezichtsstoornis niet meer zou beantwoorden aan één van de voormeldevoorwaarden.

Om zijn functionele toestand te verbeteren en zijn autonomie te vergroten, heeft de rechthebbende een multidisciplinaire ten lasteneming nodig onder supervisie van een geneesheer-oftalmoloog gespecialiseerd in revalidatie.

De rechthebbende volgt geen bijzonder onderwijs van het type 6; hij mag voor dat onderwijs ingeschreven zijn indien hij zijn schoolplicht vervult in het geïntegreerdonderwijs. Hij mag elke andere onderwijsvorm volgen.

Rijgeschiktheid

Algemene bepalingen:

Niet rijgeschikt:

  • bij een progressieve visuele functiestoornis
  • na het plotseling geheel of gedeeltelijk verlies van devisuele funcites van 1 oog
  • na een ingreep die een invloed kan hebben op het zicht
  • bij dubbelzien bij blik rechtuit

Een oogarts bepaalt hierbij wanneer de patiënt terug rijgeschikt is.

Om aan de minimumnormen te voldoen mag een pseudofaak een bril of contactlenzen dragen.
Intraoculaire lenzen worden niet als corrigerende lenzen beschouwd rijgeschiktheid blijft behouden.

Normen gezichtsscherpte

Voor de kandidaten van groep 1 (rijbewijs A3, A, B, B+E, uitgezonderd bezoldigd vervoer)
  • Binoculaire visus: De chauffeur moet, zo nodig met een optische correctie, een binoculaire gezichtsscherpte van ten minste 5/10 hebben.
  • Monoftalm: minimum gezichtsscherpte van 6/10.
  • In uitzonderlijke gevallen kan iemand met een lagere gezichtsscherpte toch rijgeschikt worden verklaard: op voorwaarde dat hij, zo nodig met een optische correctie, een gezichtssterkte van minimaal 3/10 behaalt en voldoet aan de norm van het gezichtsveld. De persoon moet dan ook slagen in een rijtest van een hiervoor gespecialiseerd centrum (BIVV).
Voor de kandidaten van groep 2 (rijbewijs C, C+E, D of D+E, of van de subcategorie C1, C1+E, D1 of D1+E bezoldigd of hiermee gelijkgesteld)
  • De chauffeur moet, zo nodig met een optische correctie, beschikken over een gezichtsscherpte van ten minste 8/10 voor het beste oog en 1/10 voor het minder goede oog.
  • Indien de waarden 8/10 en 1/10 worden bereikt met een optische correctie, dient deze minimale gezichtsscherpte te zijn verkregen door brilglazen die niet sterker mogen zijn dan plus 8 dioptrieën, of door contactlenzen.

Normen gezichtsveld

Het gezichtsveld mag geen defect of vernauwing vertonen. Het meten van het gezichtsveld gebeurt voor elk oog afzonderlijk. Voor de kandidaat met een strabisme gebeurt het meten van beide ogen samen. Indien de kandidaat verplicht is een optische correctie te dragen om de vereiste gezichtsscherpte te bekomen, gebeurt het meten van het gezichtsveld met deze optische correctie. Indien een beperking van het gezichtsveld wordt vastgesteld, moet de chauffeur naar het BIVV worden doorverwezen.

Voor de kandidaten van groep 1 (rijbewijs A3, A, B, B+E of G)

Het horizontale binoculaire gezichtsveld dient minstens 120° te bedragen. Vanuit het centrum van dit gezichtsveld dient de amplitude minimaal 50° naar links en naar rechts, en minimaal 20° naar boven en onder te bedragen. De centrale 20° dienen vrij te zijn van enig absoluut defect.

Uitzonderlijk kan, op grond van een gunstig advies van de oogarts en een gespecialiseerd centrum, de kandidaat die niet voldoet aan de normen van het gezichtsveld toch rijgeschikt verklaard worden. Als de persoon slechts één oog functioneel gebruikt gelden dezelfde criteria als voor het binoculair functioneren, de persoon kan rijgeschikt verklaard worden door de oogarts.

Voor de kandidaten van groep 2 (rijbewijs C, C+E, D of D+E, of van de subcategorie C1, C1+E, D1 of D1+E)

Voor groep 2 moet het horizontale binoculaire gezichtsveld minimum 160° bedragen. Vanuit het centrum van dit gezichtsveld dient de amplitude minimaal 70° naar links en naar rechts, en minimaal 30° naar boven en onder te bedragen. De centrale 30° dienen vrij te zijn van enig absoluut defect. Indien de persoon slechts één oog functioneel gebruikt is hij niet rijgeschikt.

Normen kleurzin

Geen enkele beperking

Normen zicht bij schemerlicht

Om rijgeschikt te zijn moet men na vijf minuten aanpassing aan de duisternis een gezichtsscherpte vertonen van 2/10, eventueel met een optische correctie. De gezichtsscherpte wordt gemeten voor beide ogen samen. De maximaal toegestane afwijking bedraagt één logeenheid.

Wettelijke verplichtingen van de arts

De arts heeft de plicht om zijn patiënt ervan in te lichten dat zijn lichamelijke of geestelijke toestand niet meer in overeenstemming is met de medische minimumnormen (art. 46 KB 23 maart 1998 en KB 10 september 2010 tot wijziging van het KB van 23 maart 1998 ). Deze moet op zijn beurt zijn rijbewijs inleveren bij de bevoegde overheid, binnen de vier werkdagen na de in kennis stelling ervan. Mag een arts de gerechtelijke instanties op de hoogte brengen indien hij van mening is dat een patiënt niet meer in staat is zich veilig te verplaatsen met een motorvoertuig? In een advies van 15 december 1990 was de Nationale Raad van de Orde van Geneesheren van oordeel dat, “indien u gewetensvol besluit dat de betrokken persoon een ongeval kan veroorzaken met zware gevolgen voor hemzelf/haarzelf of voor derden, rechtvaardigt deze ‘noodsituatie’ dat u de Procureur des Konings op de hoogte brengt van uw twijfels in verband met de rijgeschiktheid van deze persoon”.

Slechtziendheid en rijgeschiktheid

Om veilig te kunnen/mogen autorijden zijn een aantal wettelijke bepalingen vastgelegd. We vatten hieronder kort een aantal normeringen samen. De volledige bepalingen zijn te vinden in de Koninklijk Besluiten hierover: KB 23 maart 1998 en KB 10 september 2010 tot wijziging van het KB van 23 maart 1998.

De chauffeur moet, zo nodig met een optische correctie, een binoculaire gezichtsscherpte van ten minste 5/10 hebben.

In uitzonderlijke gevallen kan iemand met een lagere gezichtsscherpte toch rijgeschikt worden verklaard: op voorwaarde dat hij, zo nodig met een optische correctie, een gezichtssterkte van minimaal 3/10 behaalt en voldoet aan de norm van het gezichtsveld. De persoon moet dan ook slagen in een rijtest van een hiervoor gespecialiseerd centrum (BIVV).

Het gezichtsveld mag geen defect of vernauwing vertonen. Het meten van het gezichtsveld gebeurt voor elk oog afzonderlijk. Voor de kandidaat met een strabisme gebeurt het meten van beide ogen samen. Indien de kandidaat verplicht is een optische correctie te dragen om de vereiste gezichtsscherpte te bekomen, gebeurt het meten van het gezichtsveld met deze optische correctie. Indien een beperking van het gezichtsveld wordt vastgesteld, moet de chauffeur naar het BIVV worden doorverwezen.