Elk oog heeft zes oogspieren. In ideale omstandigheden werken alle oogspieren goed samen en is er een rechte oogstand. Bij scheelzien (strabisme) is er geen optimale samenwerking en één van beide ogen draait naar binnen, buiten, boven of beneden. Een combinatie is ook mogelijk.
één oog staat naar binnen gericht
één oog staat naar buiten gericht
Scheelzien komt meestal geïsoleerd voor maar kan ook een teken zijn van een onderliggende oogafwijking. Elk scheelzien moet steeds uitgebreid onderzocht worden door een orthoptist en/of oogarts. Omdat een kind met scheelzien risico loopt op ontwikkeling van een lui oog, is een oogonderzoek relatief dringend. Zo kan de gepaste behandeling zo jong mogelijk starten.
Plots optreden van scheelzien bij volwassenen geeft dubbelzien (diplopie). Naargelang de richting van het scheelzien staan de twee identieke beelden naast elkaar, boven elkaar of gekanteld ten opzichte van elkaar (horizontaal, verticaal of torsioneel dubbelzien). Bij scheelzien in meer dan 1 richting is er schuin dubbelzien. Soms wordt een compenserende hoofdhouding (torticollis) aangenomen om het dubbelzien te vermijden of sluit men spontaan één oog.
Kinderen diescheelzien klagen zelden van dubbelzien. Bij scheelzien op jonge leeftijd leren de hersenen vrij snel één beeld weg te filteren. Er ontstaat suppressie (onderdrukking van het centrale beeld van het schele oog) waardoor het kind niet dubbelziet. Enkel het dieptezicht is hierdoor minder ontwikkeld.
Afhankelijk van de oorzaak van het scheelzien wordt er gekozen voor een bril, een operatie of een combinatie van beiden. Afdekken van het goede oog met pleister is een behandeling voor het luie oog en verandert doorgaans niets aan het scheelzien, enige doel van deze behandeling is verbetering van scherptezicht te bekomen.
Vooraleer te gaan opereren, moet het lui oog zo goed mogelijk behandeld zijn.
Er zijn meerdere pre-operatieve onderzoeken nodig ter voorbereiding van de operatie. Bij het opstellen van het operaieplan houdt de oogarts rekening met de grootte van de scheelzienshoek, de werking van de oogspieren en de invloed van een eventuele brilcorrectie.
Bij volwassenen kan gekozen worden voor een bril, een operatie of een combinatie van beide om scheelzien te behandelen.
- Prismabril
Patiënten met dubbelzien (diplopie) na een trauma of andere pathologie kunnen vaak goed behandeld worden met een prisma. Er bestaan kleefprisma's die recent onstaan dubbelzien kunnen corrigeren. Deze plastic prisma's kunnen in sterkte vlot aangepast worden aan een evoluerende scheelzienshoek. Bij een stabiele situatie kan een lichte prismasterkte ingeslepen worden in de brillenglazen. Is de noodzakelijke prismasterkte te hoog of varieert het dubbelzien fel naarlang de blikrichting, dan zal een operatie aangewezen zijn.
- Operatie wordt bij vlwlassenen uitgevoerd om esthetische of functionele redenen. Esthetisch omdat scheelzien als sociaal storend kan worden ervaren en functioneel om storend dubbelzien te corrigeren. Aan een oogspieroperatie is geen leeftijdsgrens gekoppeld. Scheelzien vanuit de kindertijd kan op volwassen leeftijd meestal nog verder behandeld worden. Vooraleer de operatie plaatsvindt, worden specifieke orthoptische onderzoeken uitgevoerd om het risico op dubbelzien na operatie te vermijden.
- Orthoptisch onderzoek, motorisch en sensorisch
- Aanpassing van prisma’s
- Pre-operatief onderzoek
- Post-operatief onderzoek